Noten lezen

Muzieknotatie kan je zien als een taal zonder woorden die je net als een leesboek kan voorlezen. De letters worden vervangen door symbolen die al honderden jaren worden gebruikt. Deze vertegenwoordigen de toonhoogte, snelheid en het ritme van het lied dat ze overbrengen, evenals de expressie en technieken die een muzikant gebruikt om het stuk te spelen. Denk aan de noten als de letters, de maten als de woorden, de zinnen als de zinnen, enzovoort. Leren muziek te lezen opent echt een hele nieuwe wereld die jij kant ontdekken!

Leerdoel: De leerling kan noten lezen (toonhoogte) in zowel de G- als F-sleutel. Ook snapt de leerling de beginselen van mollen en kruizen (Deze hoeven nog niet te worden toegepast). Deze geleerde stof heb je later nodig bij de opdrachten.

Stap 1: De basis van de muzieknotatie

Muziek bestaat uit een verscheidenheid aan symbolen, waarvan de meest fundamentele symbolen de notenbalk, de sleutels en de noten zijn. Alle muziek bevat deze onderdelen, en om te leren hoe u muziek kunt lezen, moet je eerst vertrouwd raken met deze basisprincipes.

De notenbalk

De notenbalk bestaat uit vijf lijnen en vier ruimtes tussen deze lijnen. Elk van die lijnen en elk van die ruimtes vertegenwoordigt een andere noot, die op zijn beurt een toon vertegenwoordigt. Die lijnen en ruimtes vertegenwoordigen noten met de naam A tot en met G welke zich alfabetisch over de notenbalk beweegt en herhaald.

Vioolsleutel

Er zijn twee belangrijke sleutels die vooraan de notenbalk kunnen staan; de eerste is de vioolsleutel, ook wel G-sleutel genoemd. De g-sleutel is in feite een decoratieve letter G. De binnenkant van de G omcirkelt de "G" -lijn op de notenbalk. De G-sleutel noteert de hogere muziekregisters, dus als je instrument een hogere toonhoogte heeft, zoals een fluit, viool of saxofoon, wordt de bladmuziek geschreven in de g-sleutel. Hogere tonen op een toetsenbord worden ook genoteerd op de g-sleutel.

Bij elke lijn en ruimte hoort een toon. De onderste lijn staat voor een E de tweede lijn G, B, D, F. De ruimtes tussen de lijnen is van onder naar boven F, A, C en E. Er bestaan geheugensteuntjes om de nootnamen voor de lijnen en de ruimtes van de g-sleutel te onthouden. Voor de noten EGBDF, dus de noten op de lijnen, kun je bijvoorbeeld onthouden door de zin "Een Gekke Beer Die Fietst". Het geheugensteuntje voor de ruimtes tussen de lijnen, is wat makkelijker te onthouden. Dit is namelijk het woord "FACE" (gezicht).

Bassleutel 

Een andere veel gebruikte sleutel is de bassleutel, ook wel F-sleutel genoemd. De bassleutel geeft de lagere muziekregisters aan, dus als je instrument een lagere toonhoogte heeft, zoals een fagot, tuba of cello, wordt je bladmuziek geschreven in de bassleutel. Lagere noten op je toetsenbord zijn ook genoteerd in de bassleutel.

Een ezelsbruggetje voor de bassleutel is: op de lijnen “Geen Belg Die Friet Afslaat” en  tussen de lijnen “Alle Chimpansees Eten Groenten” 

Klink bij instellingen "accidentals" uit en zet de "Treble range" zoals hieronder aangegeven, en zet bij Clef ook de "Bass clef" aan.

Voortekens

Voortekens worden gebruikt bij het noteren van muziek, De meest voorkomende voortekens zijn kruizen, mollen en herstellingstekens. 

Wat doet een voorteken?

Wat is het verschil tussen een voorteken aan de sleutel en een toevallig voorteken?

In bladmuziek kom je op twee plekken voortekens tegen: vooraan elke notenbalk en op willekeurige plekken in de notenbalk. De voortekens vooraan de notenbalk noemen we ook wel voortekens ‘aan de sleutel’. Die voortekens hebben te maken met de toonsoort waarin een stuk staat, en gelden voor elke noot in het hele muziekstuk.

Als er bijvoorbeeld twee kruisen aan de sleutel staan, op de lijntjes voor de fis en de cis, dan wordt elke f in het hele stuk een fis en elke c in het hele stuk een cis.

Voortekens die op andere plekken staan dan aan de sleutel noemen we toevallige voortekens. Deze voortekens voegen informatie toe naast de voortekens aan de sleutel, of wijzigen de informatie van de voortekens aan de sleutel.

De voortekens aan de sleutel gelden het hele stuk. Toevallige voortekens gelden in één maat: zodra je de volgende maatstreep tegenkomt, vergeet je ze weer. Daarnaast vervallen ze als er een nieuw voorteken komt, voor dezelfde noot. Staat er aan het begin van de maat een b met een mol, dan speel je een bes. Staat er later in de maat weer een b, maar dit keer met een kruis, dan speel je een bis.

Een fout die beginnende musici soms maken, is het ‘optellen’ van kruizen en mollen: als er een fis aan de sleutel staat, en een fis als toevallig voorteken, dan willen ze een fisis spelen. Maar zo werkt het niet: kruizen, mollen of herstellingstekens worden nooit ‘opgeteld’.

Een melodie op piano spelen

Het klavier (toetsenbord) van een piano is onder te verdelen in kleinere delen van 12 tonen welke zich telkens herhaald. C tot B.  Dit zijn dus 7 witte en 5 zwarte toetsen.  Deze 12 tonen vormen de basis voor alle westerse muziek. In het eerste jaar zullen we voornamelijk gebruik maken van de witte toetsen.

Je kan toetsen na elkaar spelen (melodie) of tegelijkertijd dan krijg je akkoorden. 

Wanneer je naar de bovenstaande afbeeldingen kijkt kun je zien dat de noot D hoger staat dan de noot C. Doordat de noot hoger op de notenbalk staat klinkt hij ook hoger. De noot F is dan ook weer een hogere toon dan de noot D. Dit is ook zo op het toetsenbord van een piano. Hoe meer je naar rechts gaat hoe hoger de noten. C - D - E enz.    

Hieronder zie je een notenbalk met een deel van het lied Twinkle Twinkle Little Star staan. De eerste noten zijn ingevuld, namelijk C, C, G, G. Zoals je kunt zien staat de noot G hoger op de notenbalk dan de noot C. Dit betekend dat je de G rechts naast de C moet spelen. Als oefening kun je de overige notennamen invullen en deze melodie op de piano proberen te spelen.