Muziektheorie
Om een basis te hebben voor meerdere volgende opdrachten gaan jullie aan de slag met de basis van de muziektheorie. De behandelde onderwerpen zijn onder andere: noten en ritmes lezen en noteren wat je hoort, het volgen van een partituur en toonsoorten (modi). Deze theorie wordt gekoppeld aan en afgesloten met de compositieopdracht gregoriaanse muziek en zal daarbij terug komen in andere opdrachten als de opdracht analyse klassiek werk.
Toonhoogte
Er zijn in de het weserse toonsysteem 12 verschillende tonen. Vaak worden deze aangeduid met de letters A, B, C, D, E, F en G, oftewel de witte toetsen van een piano. De zwarte toetsen hebben speciale namen, zoals Ais, Cis, Dis, Fis en Gis.
Stel je voor dat we een toon hebben, laten we zeggen A. Als we de eerstvolgende toon (de zwarte toets rechts naast de A) hoger willen maken, noemen we dat Ais. Hetzelfde geldt voor de andere tonen. We voegen gewoon "is" toe aan de naam van de toon. Dit kan ook worden aangegeven door #-teken (kruis) bij de toon te plaatsen. Dus als je "A#" ziet, betekent dat Ais.
Ook kan je tonen verlagen. Stel je voor dat we de toon B hebben. Als we die toon lager willen maken, noemen we het Bes. Een handige manier om aan te geven is door een "b-teken (mol)" bij de toon te plaatsen. Dus "Bb" betekent Bes.
Toonladders
Een toonladder is een reeks opeenvolgende tonen die gebruikt worden als basis voor het maken van muziek. Het is als het ware een soort "trap" van tonen die op een bepaalde manier georganiseerd zijn. Een toonladder begint bij een bepaalde toon en eindigt bij dezelfde toon, maar dan een octaaf hoger.
Een toonladder bestaat uit verschillende tonen die in een specifieke volgorde worden gespeeld. Deze volgorde wordt bepaald door de structuur of formule van de toonladder. De verkregen tonen worden ook genummerd. Dit noemt men de trappen van de toonladder. Elke toon in de toonladder heeft een specifieke naam, zoals A majeur of B mineur.
Toonladders vormen een belangrijk onderdeel van muziektheorie, omdat ze de basis leggen voor melodieën, harmonieën en akkoorden. Ze dienen als referentiepunt en helpen muzikanten om binnen een bepaalde toonsoort te spelen en om melodieën te creëren die harmonisch en aangenaam klinken.
Majeur
De meest bekende toonladder is waarschijnlijk de majeur toonladder, die een vrolijke en harmonische klank heeft. Deze toonladder bestaat uit zeven tonen die op een bepaalde manier van elkaar gescheiden zijn door hele (twee stapjes) en halve (1 stapje) toonafstanden. Een majeur toonladder bestaat uit: 1 – 1 – ½ – 1 – 1 – 1 – ½.
Mineur
Naast de majeur toonladder kennen we ook nog de ‘mineur toonladder‘, welke behoort tot de meest gebruikte toonsoorten in westerse muziekstukken. De mineur toonladder wordt ook wel omschreven als de ‘kleinetertstoonladder’, omdat deze vaak is opgebouwd op basis van het interval de terts. In tegenstelling tot de majeur kom je de mineur vaak tegen bij droevige muziek. Daarnaast staat mineur voor: mindere of kleinere. We onderscheiden de volgende varianten van de mineur op basis van de toonafstanden:
Natuurlijke mineur: 1 – ½ – 1 – 1 – ½ – 1 – 1
Harmonisch mineur: 1 – ½ – 1 – 1 – ½ – 1½ – ½
Melodisch mineur: 1 – ½ – 1 – 1 – 1 – 1 – ½
Kerktoonladders
Kerktoonladders, ook wel kerkmodi of modi genoemd, zijn een specifieke reeks toonladders die voornamelijk worden geassocieerd met de westerse kerkmuziek en Gregoriaanse chant. Ze hebben hun oorsprong in de middeleeuwse muziekpraktijk en werden vaak gebruikt in religieuze composities en gezangen.
Er zijn verschillende kerktoonladders, elk met een eigen uniek patroon van hele en halve toonafstanden. De meest voorkomende kerktoonladders zijn:
Ionisch: (ook wel Dorigen genoemd) Dit is dezelfde toonladder als de majeur toonladder die we tegenwoordig kennen. Het heeft een vrolijke en heldere klank. Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot C.
Dorisch: Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot D. Het heeft een ietwat melancholische en mysterieuze sfeer.
Frygisch: Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot E. Het heeft een exotische en enigszins oriëntaalse klank.
Lydisch: Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot F. Het heeft een heldere en majestueuze klank.
Mixolydisch: Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot G. Het heeft een wat bluesy en volkse sfeer.
Eolisch: (ook wel Aeolisch genoemd) Dit is dezelfde toonladder als de natuurlijke mineur toonladder die we tegenwoordig kennen. Het heeft een droevige en introspectieve klank. Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot A.
Locrisch: Je krijgt deze toonladder wanneer je alleen witte toetsen speelt vanaf de noot B. Het heeft een dissonante en onstabiele klank.
Elke kerktoonladder heeft zijn eigen specifieke kenmerken en wordt geassocieerd met verschillende emoties en sferen. Hoewel ze minder gebruikt worden in moderne muziek, hebben ze nog steeds invloed op bepaalde genres en stijlen, met name in religieuze en klassieke muziek.
Overige toonladders
Naast de bovengenoemde toonladders hebbem we ook pentatonische en chromatische toonladders. Deze bestaan echter niet uit 7 verschillende tonen. Een chromatische toonladder maakt gebruik van alle 12 tonen en bestaat dus alleen uit halve stapjes.
Een pentatonische toonladder is een muzikale toonladder die bestaat uit vijf noten per octaaf. "Penta" betekent vijf in het Grieks, vandaar de naam pentatonisch. Deze toonladder wordt veel gebruikt in verschillende muzikale tradities over de hele wereld, waaronder de blues, rock, pop, folk en Aziatische muziek.
De structuur van de pentatonische toonladder zorgt voor een specifiek geluid dat als harmonieus en aangenaam wordt ervaren. Het ontbreken van bepaalde noten in de toonladder creëert een open en ruimtelijk geluid, wat bijdraagt aan de veelzijdige toepassingen ervan.
Er zijn verschillende soorten pentatonische toonladders, maar de meest voorkomende zijn de majeur pentatonische toonladder en de mineur pentatonische toonladder. Hier zijn de noten van beide toonladders:
Majeur pentatonische toonladder: C - D - E - G - A
Mineur pentatonische toonladder: A - C - D - E - G
Een kenmerkend aspect van de pentatonische toonladder is dat de noten goed samen klinken, ongeacht de volgorde waarin ze worden gespeeld. Dit maakt het relatief eenvoudig om melodieën en improvisaties te creëren met een pentatonische toonladder.
Intervallen
Intervallen in de muziek verwijzen naar de afstand tussen twee tonen, gemeten in termen van toonhoogte. Ze beschrijven de relatie tussen twee noten en geven aan hoe ver deze noten van elkaar verwijderd zijn.
Er zijn verschillende soorten intervallen, die elk een eigen benaming hebben. Hier zijn enkele veelvoorkomende intervallen:
Prime: Dit is een interval van nul halve tonen, wat betekent dat het twee identieke noten zijn, zoals C naar C.
Secunde: Een secunde is een interval van één hele toon, bijvoorbeeld C naar D.
Terts: Een terts is een interval van twee hele tonen of vier halve tonen, zoals C naar E.
Kwart: bijvoorbeeld C naar F.
Kwint: bijvoorbeeld C naar G.
Sext: bijvoorbeeld C naar A.
Septiem: bijvoorbeeld C naar B.
Octaaf: Een octaaf is een interval van acht tonen, bijvoorbeeld C naar de volgende hogere C.
Deze intervallen worden vaak gebruikt bij het bepalen van akkoorden, het opbouwen van toonladders en het analyseren van melodieën in de muziektheorie. Ze vormen de basis voor het begrijpen van harmonie, melodie en de relatie tussen verschillende noten in een muziekstuk.
Deze intervallen kunnen klein, groot, rein of overmatig zijn. Een rein of klein interval kan met een halve toon verlaagd worden, we noemen het interval dan verminderd. Een rein of groot interval kan met een halve toon verhoogd worden, we noemen het interval dan overmatig.
Akkoorden
Akkoorden worden opgebouwd door het combineren van verschillende tonen, drie of meer, die tegelijkertijd worden gespeeld.
Een majeurakkoord bestaat uit drie tonen: de grondtoon, de grote terts en de kwint. Door deze drie tonen samen te spelen, krijg je een majeurakkoord. Bijvoorbeeld, het C-majeurakkoord bestaat uit de tonen C, E en G.
Een mineurakkoord bestaat ook uit drie tonen: de grondtoon, de kleine terts en de kwint. De E wordt in dit geval een Eb. Door deze drie tonen samen te spelen, krijg je een mineurakkoord. Bijvoorbeeld, het C-mineurakkoord bestaat uit de tonen C, Eb en G.
Het verschil tussen een majeur- en mineurakkoord ligt in de afstand tussen de grondtoon en de terts. In een majeurakkoord is de afstand een grote terts, terwijl in een mineurakkoord de afstand een kleine terts is.
Het opbouwen van akkoorden gaat verder dan alleen majeur en mineur, maar deze twee akkoordtypes zijn een goed startpunt om te begrijpen hoe akkoorden worden gevormd. Andere akkoorden, zoals verminderde akkoorden, overmatige akkoorden en dominant-septiemakkoorden, worden opgebouwd door verschillende combinaties van tonen en intervallen toe te voegen aan de basis van majeur en mineur.
Als je binnen een toonsoort/ladder akkoorden wilt gebruiken maak je automatisch dit soort majeur en mineur akkoorden. Bijvoorbeeld met de toonladder C-majeur.
Het maken van een melodie
Het maken van een melodie is een creatief proces waarbij je verschillende noten combineert om een aangenaam en herkenbaar muzikaal patroon te creëren. Hier zijn enkele stappen die je kunt volgen om een melodie te maken:
Ken de toonsoort: Kies een toonsoort waarin je wilt werken. Een toonsoort bepaalt welke noten je gebruikt en creëert een harmonische basis voor je melodie.
Zoek een startpunt: Kies een beginnoot waar je mee wilt beginnen. Dit kan de grondtoon van de toonsoort zijn of een andere noot die je aanspreekt.
Experimenteer met opeenvolgende noten: Bouw je melodie door opeenvolgende noten te kiezen die harmonieus klinken met de noot ervoor. Je kunt gebruikmaken van verschillende intervallen om variatie en interesse toe te voegen aan je melodie.
Speel met ritme: Varieer het ritme van je melodie door noten langer of korter aan te houden. Dit helpt bij het creëren van een gevoel van beweging en dynamiek.
Experimenteer met toonhoogte: Probeer te spelen met verschillende octaven en tonen binnen het bereik van je instrument of stem. Dit helpt bij het creëren van melodieën met een groter bereik en kleur.
Maak gebruik van herhaling en variatie: Gebruik herhaling om een herkenbaar thema te creëren en voeg variaties toe om interesse en afwisseling te bieden. Je kunt bepaalde motieven of frasen herhalen en kleine wijzigingen aanbrengen om de melodie te ontwikkelen.
Luister en beoordeel: Luister naar je melodie terwijl je eraan werkt en beoordeel of het klinkt zoals je wilt. Experimenteer met aanpassingen en verbeteringen totdat je tevreden bent met het resultaat.
Onthoud dat melodieën subjectief zijn en dat er geen "juiste" of "verkeerde" manier is om ze te maken. Het belangrijkste is dat je je eigen creativiteit en gevoel voor muziek volgt. Oefening en experimenteren zullen je helpen om je melodieën te ontwikkelen en te verfijnen.
Ritmes
Maatsoorten
Maatsoorten zijn een manier om de maat en het ritme van muziek te noteren. Ze geven aan hoe de muziek is verdeeld in regelmatige groepen van beats of tellen. De maatsoort wordt aangegeven aan het begin van een muziekstuk met een cijferverhouding, bijvoorbeeld 4/4, 3/4, 6/8, enzovoort. Het eerste cijfer geeft het aantal beats in een maat aan, terwijl het tweede cijfer de waarde van elke beat aangeeft.
De meest voorkomende maatsoort is 4/4. In deze maatsoort zijn er vier beats in elke maat en de kwartnoot krijgt één beat. Er zijn ook maatsoorten zoals 2/4 (twee beats per maat), 6/8 (zes beats met de waarde van een 8tste noot per maat) en nog veel meer. Elke maatsoort heeft zijn eigen karakteristieke ritmische feel en wordt vaak gekozen op basis van het gewenste ritme en de stijl van de muziek.
Ritme notatie
Noten van verschillende lengtes vormen samen een ritme. Het ritme van een muziekstuk hangt sterk samen met de maatsoort en met de afwisseling van sterke en zwakke maatdelen. Denk bijvoorbeeld aan het ritme van je hart, of aan het ritme van een tikkende klok (tik tak tik tak). Het ritme kan per maat verschillen, maar de onderliggende puls (tempo), de maatsoort, blijft gelijk.
In muziek wordt ritme genoteerd door noten met een verschillende lengte er anders uit te laten zien. In een vierkwartsmaat duurt een open bolletje vier tellen ('hele noot'), een open bolletje met een stok twee tellen ('halve noot') en een gesloten bolletje met een stok één tel ('kwartnoot').
Om noten te noteren die korter duren dan een tel worden er vlaggetjes toegevoegd aan de stok. Met elk vlaggetje halveert de lengte van de noot ('achtste noot', 'zestiende noot', 'tweeëndertigste noot' etc.). Voor elke noot heb je ook weer een aparte rust; als er vier tellen stilte moeten zijn, schrijf je bijvoorbeeld een hele rust. Op deze manier kan je de afwisseling van lange en korte noten nauwkeurig weergeven in notenschrift. Zie onderstaande afbeelding.
Verschil tempo en ritme
Tempo en ritme zijn beide belangrijke elementen in de muziek, maar ze hebben verschillende betekenissen en functies en worden vaak door elkaar gehaald
Tempo verwijst naar de snelheid van de muziek, oftewel hoe snel of langzaam een stuk gespeeld wordt. Het wordt aangegeven met termen zoals "largo" (zeer langzaam), "andante" (gematigd tempo), "allegro" (snel) en vele andere. Tempo bepaalt het algemene tempo en de tijdschaal van een muziekstuk. Het geeft aan hoeveel tijd er verstrijkt tussen opeenvolgende beats. Het is hetgeen dat je meetelt.
Ritme daarentegen verwijst naar de georganiseerde reeks van muzikale accenten in die tijd. Het heeft te maken met de patronen en de herhaling van geluiden en stiltes. Ritme wordt gecreëerd door de opeenvolging van verschillende notenwaarden, rusten en accenten en heeft te maken met de relatieve duur en het arrangement van de geluiden binnen een bepaald tijdsbestek.
Vorm
Vorm in de muziek verwijst naar de organisatie en structuur van een muziekstuk. Het omvat verschillende onderdelen en termen die helpen bij het begrijpen van hoe een stuk is opgebouwd en hoe de verschillende elementen met elkaar interageren. Hieronder enkele belangrijke onderdelen van vorm in de muziek:
Opbouw: De opbouw van een muziekstuk verwijst naar de manier waarop de verschillende secties en delen van het stuk zijn georganiseerd. Dit kan variëren afhankelijk van het genre en de compositiestijl. Veelvoorkomende vormen zijn bijvoorbeeld A-B-A, A-B-A-Coda, rondo-vorm en sonatevorm.
Thema: Een thema is een herkenbaar en betekenisvol muzikaal idee dat centraal staat in een compositie. Het kan bestaan uit een melodie, een harmonische progressie of een ritmisch patroon. Een thema fungeert als een basisbouwsteen voor een muziekstuk en kan herhaald, gevarieerd en ontwikkeld worden gedurende de compositie.
Motief: Een motief is een kort muzikaal idee of thema dat als bouwsteen fungeert voor een compositie. Het kan een melodie, een ritmisch patroon of een harmonische progressie zijn. Motieven worden vaak herhaald, gevarieerd en ontwikkeld in een muziekstuk. Denk bijvoorbeeld aan het intro van de 5e symfonie van Beethoven.
Herhaling: Herhaling verwijst naar het terugkeren van een muzikaal element, zoals een motief, een melodie of een hele sectie, binnen een compositie. Herhaling helpt bij het creëren van herkenning en samenhang in de muziek.
Variatie: Variatie houdt in dat een muzikaal element wordt gewijzigd of aangepast terwijl bepaalde kenmerken behouden blijven. Dit kan betrekking hebben op melodieën, harmonieën, ritmes of andere muzikale elementen. Variatie voegt interesse en diversiteit toe aan een compositie.
Contrast: Contrast heeft te maken met het creëren van verschillen en tegenstellingen binnen een muziekstuk. Dit kan worden bereikt door het gebruik van verschillende toonhoogtes, dynamiek, timbre, tempo of stilte. Contrast helpt bij het definiëren van verschillende secties en zorgt voor afwisseling en spanning in de muziek.
Ontwikkeling: Ontwikkeling verwijst naar de evolutie en groei van muzikale ideeën gedurende een compositie. Het betekent dat motieven worden uitgebreid, gevarieerd en getransformeerd om de muziek interessanter en boeiender te maken. Ontwikkeling draagt bij aan de narratieve en emotionele voortgang van een stuk.
Programmamuziek versus absolute muziek
Het verschil tussen programmamuziek en absolute muziek ligt in hun verschillende benaderingen en doelen.
Programmamuziek is muziek die is gecomponeerd met de bedoeling om een verhaal, een programma, een beeld of een specifiek onderwerp uit te beelden of te suggereren. Het probeert vaak emoties, scènes of concepten uit de buitenmuzikale wereld over te brengen. Programmamuziek wordt gekenmerkt door titels of beschrijvingen die aangeven waar het stuk over gaat, zoals "Symfonie Fantastique" van Hector Berlioz, waarin hij zijn obsessieve liefde en angsten uitbeeldt. De muziek wordt vaak ondersteund door een programmatische context, zoals een gedicht, een verhaal of een beschrijving, om de luisteraar te helpen het onderwerp of de gebeurtenissen te begrijpen.
Absolute muziek is daarentegen muziek die puur op zichzelf bestaat, zonder een specifieke externe betekenis, verhaal of programma. Het is muziek die niet probeert iets buitenmuzikaals uit te beelden of over te brengen. Absolute muziek richt zich voornamelijk op de muzikale elementen zelf, zoals melodie, harmonie, ritme en structuur, en de expressie van emoties en stemmingen binnen de muziek zelf. Componisten van absolute muziek creëren composities die worden gewaardeerd om hun intrinsieke muzikale kwaliteiten en de manier waarop ze de luisteraar kunnen aanspreken zonder een specifieke programmatische context.